De Apex
Inmiddels alweer de zesde editie sinds ik ben begonnen met deze rubriek. Over het onderwerp dat ik toen aankondigde, ben ik nog steeds niet uitgepraat. Ook nu gaat het dus weer over bochten, en meer specifiek over de Apex.
Die bochten zijn voor veel motorrijders de spreekwoordelijke kers op de taart. Dat heeft niet alleen te maken met het gevoel dat een bocht je geeft als je er op twee wielen doorheen gaat, maar ook moet het feit dat je ze altijd nog mooier en nog beter kunt nemen.
Bochten rijden is een aangename uitdaging waar geen eind aan lijkt te komen. Hoe mooi en hoe goed je een bocht neemt, heeft van alles te maken met je bochtenlijn (waar ik het al eerder over had) en met de zogenaamde apex.
Het “raken” van de bocht
Beeld je voor het gemak een mooie vloeiende bocht van 90 graden in. Voor het aansnijden van die bocht ga je zoveel mogelijk naar buiten; zo heb je optimaal zicht op het verloop van de bocht en op eventuele tegenliggers. Dan stuur je in, richting de binnenkant van de bocht in. En daar waar je die binnenkant raakt, ligt jouw apex. vanaf dat punt stuur je weer naar buiten.
Dat raken moet je natuurlijk niet te letterlijk nemen. Je banden hoeven de rand van het asfalt niet op te zoeken, zoals circuitrijders dat doen. En niet alleen omdat er op de openbare weg geen curbstones liggen, zoals op dat circuit. Het asfalt stopt gewoon en aan offroad rijden ga ik in deze rubriek geen aandacht besteden.
Zelf je apex bepalen
Waar jouw apex ligt, kun je in principe zelf bepalen. Stuur je heel vroeg naar binnen, dan heb je het over een vroege apex. Een late apex ligt vanzelfsprekend verder in de bocht.
Stuur je zo in dat je precies halverwege de bocht het dichtst aan de binnenkant zit, dan heb je het over een “normale” apex.
In de racerij kiezen coureurs vaak voor een andere apex dan dat je op straat zou doen, met als belangrijke verschillen dat zij echt haast hebben en de hele breedte van de baan kunnen benutten. Tegenliggers hebben ze niet, tenslotte.
Op de openbare weg
Op de openbare weg moet je je positie en je snelheid aanpassen op wat je allemaal kunt tegenkomen, variƫrend van die tegenliggers tot rommel op de weg in een blinde bocht.
En dan kom je vanuit de apex direct weer bij het thema bochtenlijnen terecht, want die twee hebben natuurlijk veel met elkaar te maken.
Goed vooruitkijken.
Motorrijders die zich op die twee wielen nog niet zo zeker voelen, hebben vaak de neiging om niet zo ver voor zich uit te kijken. En omdat de binnenkant van de bocht veiliger voelt dan de buitenkant, dicht bij de as van de weg, hebben ze net zo vaak de neiging om aan die binnenkant te blijven of daar al snel naartoe te sturen.
Dat betekent dus een vroege apex. Probleem daarmee is dat je de bocht die je zo veilig wilde insturen veel te wijd uitkomt; aan het einde van de bocht ga je bijna vanzelf richting het midden van de weg of daar zelfs overheen – en daar wil je helemaal niet zijn.
Zien en gezien worden
Wat moet je dan wel doen? Ervoor zorgen dat je daar rijdt waar je zelf het meeste ziet en door tegenliggers het beste gezien wordt. Dat is de positie die je in elk opzicht het meeste voordeel oplevert.
Bij het aansnijden van de bocht blijf je zo lang als veilig mogelijk is aan de buitenkant rijden, tegen de wegas aan. Dat doe je bij voorkeur tot je het eind van de bocht kunt zien, en daarmee ook het punt waar je uit wilt komen.
Pas op dat punt stuur je naar binnen om dan via je apex naar dat richtpunt toe te rijden.
De grijns onder je helm
Met deze late apex heb je dus optimaal zicht en word je optimaal gezien. En niet alleen dat: je lijn wordt vloeiender, je kunt vaak alweer eerder op het gas en de grijns onder je helm wordt groter.
Wat wil een mens nog meer!
Je vaardigheden trainen
Wil je dit veelvuldig oefenen?
Tijdens onze bergtrainingen wordt hier zeer veel aandacht aan besteed.
Kijk gerust eens in ons leuke aanbod!
Copyright @ Moto Maestro Motortrainingen