De ideale lijn
We rijden allemaal de ene bocht na de andere. Dat gaat eigenlijk altijd goed. Maar het kan ook eigenlijk altijd beter. Die betere bocht begint vaak bij de bewustwording van hoe je je bochten neemt. Een van de termen die je daarbij vaak voorbij hoort komen, is de ‘ideale lijn’.
Die term is zelf niet helemaal ideaal, moet ik zeggen. Er is namelijk niet Ć©Ć©n ideale lijn. Niet op het circuit, waar rijders bijvoorbeeld kiezen tussen defensieve of aanvallende rijlijnen. En ook niet op de openbare weg, waar de ideale lijn opeens veel minder ideaal is als je niet door de bocht kunt kijken of als er halverwege een putdeksel ligt. Met het oog op dat laatste begin ik niet met de snelste, maar met de veiligste lijn. Samen met een goede zithouding, waar ik het in de vorige aflevering over had, is die lijn de beste basis voor goede, bewust genomen bochten. Snellere lijnen komen in volgende afleveringen aan de beurt.
Ruimtekussen
De veilige lijn is de lijn waarbij je aan het eind van de bocht precies uitkomt waar je had willen zijn, zonder onderweg te moeten remmen of bijsturen. Die lijn begint met je plaats op de weg. In principe is dat in het midden van je weghelft of rijstrook, of liever nog iets links daarvan: dan rij je niet over maar langs de pijlen op het wegdek en ben je in sommige gevallen ook eerder zichtbaar.
Je kiest deze positie omdat je dan optimaal gebruik maakt van je zogenaamde ruimtekussen: je creĆ«ert zoveel mogelijk vrije ruimte om je heen. Die vrije ruimte is je veiligheidsmarge. Daarmee verklein je de kans op ongewenste ontmoetingen met het openzwaaiende portier van een geparkeerde auto, een niezende fietser die van zijn ideale lijn afwijkt of – als het om bochtenrijkere wegen gaat – rommel, stenen of uitstekende takken.
Vingers in de neus
Deze positie is een goede basis voor de meeste bochten die je tegenkomt. Belangrijk is altijd dat je die bocht goed kunt voorspellen en op basis daarvan je snelheid kunt bepalen. Kies daarbij in eerste instantie voor de snelheid waarmee je die bocht met de spreekwoordelijke twee vingers in de neus kunt nemen. Rij dan vanuit je basispositie de bocht in en hou vanaf dat punt steeds diezelfde positie en dezelfde snelheid aan.
Pas als je je richtpunt kunt zien – het eindpunt van de bocht, ofwel het punt waar je wilt uitkomen – draai je je gas wat verder open om de bocht mooi af te ronden.
Tractie
Met je gas kun je ook de grootte van je bocht iets aanpassen. Gas erbij betekent dat je meer vaart maakt en je motor een ruimere bocht zal kiezen. Bij gas terug maak je je bocht juist kleiner. Zeker bij krappere bochten moet je daar voorzichtig mee zijn: om een bocht goed en vloeiend af te ronden, moet je achterwiel voortdurend aangedreven worden.
Als je teveel gas terugneemt, verdwijnt de tractie van je achterwiel en zal je motor naar binnen willen vallen. Daarom wordt bij haarspelden vaak geadviseerd om je snelheid met je achterrem en niet met je gas te matigen.
Richtpunt
Het op tijd bepalen van je richtpunt – daar waar je aan het eind van de bocht wilt zijn – is essentieel. Beeld je in dat je een nieuwe straat in rijdt. Vanaf dit beginpunt probeer je zo ver als je kunt de straat door te kijken. Dan weet je waar je naartoe gaat. Da’s natuurlijk altijd handig, zou je zeggen.
Maar er is meer dan dat. Als je weet waar je straks uitkomt, heb je veel meer ruimte voor wat er onderweg naar dat eindpunt allemaal kan gebeuren. Verkeer van rechts, voetgangers die opeens toch oversteken, autodeuren die openzwaaien, datzelfde putdeksel van daarnet…
Kun je daar in alle rust en ruimte op reageren, dan heb je ook meer ruimte voor het bepalen van je volgende richtpunt – enzovoort.
Om relaxed en veilig te kunnen rijden, is het belangrijk dat je ervoor zorgt dat je emmertje nooit overloopt. Dit helpt!
Jezelf trainen naar een hoger niveau.
Wil je dit en nog veel meer veelvuldig oefenen?
Tijdens onze bergtrainingen wordt hier zeer veel aandacht aan besteed.
Kijk gerust eens in ons leuke aanbod!
Copyright @ Moto Maestro Motortrainingen